Valt overal vitaliteit te waarborgen?
Hoe houd je een dorp vitaal waar de bevolking vergrijst en nauwelijks groeit of misschien zelfs krimpt? En wat kan een woningcorporatie daaraan bijdragen? Vier bestuurders over de taak van corporaties in gebieden waar de vitaliteit onder druk staat en de dilemma’s waar zij voor worden geplaatst. Elk dorp vitaal houden is lastig. En het doen van investeringen voor alle bewoners is wellicht toch meer een taak van de gemeente.
Onze dorpen en buurten zijn doorgaans leefbaar. Mensen kunnen er veilig over straat. De straat is redelijk schoon. En er wonen mensen die omkijken naar hun buren”, zo zegt Bothild Buma, bestuurder van Woonservice, een corporatie met 6.000 woningen in de provincies Drenthe en Groningen. “Ook als in een dorp de bevolking afneemt, dan kan zo’n dorp nog leefbaar zijn.”
Zij legt de nadruk op behoud van vitale dorpen. Vitaliteit is volgens haar iets anders dan leefbaarheid. “Niet overal kun je nog lopend of op de fiets naar de supermarkt of huisarts of is er nog sprake van een buurtcentrum of dorpshuis waar activiteiten worden georganiseerd. Juist die afnemende vitaliteit is van grote invloed op de vraag of oudere mensen met een toenemende zorgvraag in hun dorp of buurt kunnen blijven wonen. Overal in ons land zijn de beleidsuitgangspunten hetzelfde: ouderen moeten langer zelfstandig thuis wonen, maar op een plek met weinig voorzieningen is dat behoorlijk lastig. De supermarkt die eerst nog op loopafstand was, zit nu een dorp verderop en dat is voor iemand die slecht ter been is een hele uitdaging. En in de provincie waar wij werkzaam zijn speelt mee, dat de mensen die mantelzorg moeten verlenen op grote afstand van hun zorgbehoeftige ouders wonen. In ons werkgebied wonen volwassen kinderen gemiddeld op veertig kilometer afstand van hun ouders. Dat betekent iets voor de omvang en intensiteit van de zorg die zij kunnen leveren. Minder aandacht kan vervolgens weer leiden tot meer eenzaamheid. Ik denk dat het belangrijk is, dat we ervoor zorgen dat mensen niet eenzaam worden”, aldus Buma. “Dat werkt ook preventief: niet eenzame mensen voelen zich beter en hebben minder zorg nodig.”
Effect toerisme
Ook in Zeeland staat het voorzieningenniveau in sommige dorpen en buurten onder druk. Volgens Marco van der Wel, bestuurder van Zeeuwland, een corporatie met 6.000 woningen op Schouwen-Duiveland en Walcheren, speelt toerisme deels een compenserende rol. “Er zijn gebieden in Zeeland waar veel toerisme is en waar er genoeg commerciële voorzieningen zijn. In die gebieden is er geen gebrek aan supermarkten. Of aan horecabedrijven. Tegelijkertijd kan het in zo’n dorp wel ontbreken aan een dorpshuis, omdat toeristen daar geen gebruik van maken. Voor de bewoners is er dan geen plek waar ze elkaar kunnen ontmoeten. Dat zorgt voor minder levendigheid en minder betrokkenheid bij hun leefomgeving.”
Drenthe en Zeeland zijn provincies met een krimpvraagstuk. Dat doet vermoeden dat afnemende vitaliteit een krimpvraagstuk is. In een dorp als Rozenburg, onderdeel van de gemeente Rotterdam, speelt het ook. Dat ziet Frans Desloover, bestuurder van Ressort Wonen met 2.600 woningen in Rozenburg en Brielle. “In Rozenburg wonen veel havenarbeiders,” legt Desloover uit. “We zien nu twee trends waardoor de vitaliteit verandert. Enerzijds vergrijst het dorp, anderzijds staat de welvaart van die mensen onder druk. Havenarbeiders gaan bij pensionering van een relatief goed salaris, het gevolg van onregelmatigheidstoeslagen, naar een pensioen dat fors lager ligt. Dat zorgt voor een grote inkomensterugval. Anderzijds is de moderne havenarbeider hoger opgeleid dan vroeger. Die hebben meer inkomen en zoeken een grotere woning, een twee-onder-een-kapper bijvoorbeeld. Maar die woningen biedt Rozenburg niet. Dus gaan ze elders op zoek naar een woning. Gevolg is dat Rozenburg vergrijst en het sociaaleconomisch draagvlak relatief sterk afneemt, maar dat de instroom van jongeren en gezinnen beperkt is.”
Portefeuillestrategie
Het vitaliteitsvraagstuk gaat dus over de combinatie van (oudere) bewoners en het gebrek aan voorzieningen zoals een winkel, dokterspost of dorpshuis. Wat betekent dit voor de -portefeuillestrategie van een corporatie? Elze Klinkhammer is bestuurder van Accolade in Heerenveen, een corporatie met 15.000 woningen verspreid door Friesland. Voor haar is het helder: niet elk dorp kan alle voorzieningen bieden en dat betekent dat het ook niet overal voor de hand ligt sociale huurwoningen te exploiteren. “We hebben onszelf de vraag gesteld of wij onze doelgroep, mensen met een laag inkomen, het best bedienen door in dorpen met weinig ·voorzieningen. woningen te blijven bouwen,” stelt Klinkhammer. “We hebben er vervolgens voor gekozen onze nieuwbouw te concentreren in wat grotere dorpen, dan wonen mensen dicht bij die voorzieningen.” Geef je kleinere dorpen niet ‘op’ als de -corporatie zich terugtrekt? Klinkhammer: “Misschien zijn die dorpen meer geschikt voor mensen met een wat grotere beurs met een auto voor de deur, die een paar dorpen verderop prima hun boodschappen kunnen doen. En laten we niet vergeten: vroeger stond ook niet in elk dorp een bejaardentehuis. Ouderen moesten toen ook verhuizen.”
Ook in Drenthe maken ze dergelijke afwegingen. Buma: “Wij zijn een aantal jaar geleden alle dorpen waar we bezit hebben langsgegaan en hebben onszelf de vraag gesteld: kan dit dorp zonder ons? In sommige dorpen is de sociale structuur stevig genoeg en hoeven wel als corporatie niet actief te blijven. Dat betekent overigens niet dat we ons daar van de een op de andere dag terugtrekken. Maar als er een woning vrij komt, dan verkopen we die woning.”
Huurwoningen bijbouwen
In Zeeland kijken ze ook kritisch naar de woningbouwopgave. Daarbij wordt niet per se gekeken naar de vraag of een sociale huur wel of niet past in een dorp met wat minder voorzieningen. Wel wordt nadrukkelijk rekening gehouden met demografische ontwikkelingen, zoals vergrijzing. Van der Wel: “De provincie stuurde lange tijd aan op een kleinere woningvoorraad. Het beleid is gekanteld. Krimp is niet meer aan de orde, vergrijzing overigens nog wel. We willen woningen blijven bouwen en dat doen we ook. Mocht over een aantal jaar blijken dat er toch te veel woningen zijn, dan gaan we de woningen met de wat slechtere labels, zoals label D, slopen. Mochten de woningen toch nodig zijn, dan verduurzamen we ze alsnog.”
Ook in Rozenburg heeft vitaliteit invloed op de opgave. “We hebben al lang geleden begrepen dat we kwalitatief goede woningen en moeten aanbieden voor een schappelijke prijs,” zegt Desloover. “Voor je in Rozenburg bent, rijd je eerst een paar kilometer door zware industrie. Niet heel aantrekkelijk. Dan moet je dus op een andere manier wat te bieden hebben.”
De portefeuillestrategie ligt dicht bij de kerntaak van corporaties. Maar hoe ga je om met voorzieningen op het platteland? Is het haalbaar en uitlegbaar in alle dorpen en buurten vitaliteit te waarborgen? Van der Wel maakt onderscheid tussen meer commerciële voorzieningen en voorzieningen zoals een dorpshuis die belangrijk zijn voor de betrokkenheid van de bewoners bij hun dorp. “Niet in elk dorp hoeven alle commerciële voorzieningen aanwezig te zijn, mits de bewoners mobiel zijn. Je moet ervoor zorgen dat mensen makkelijk van het ene naar het andere dorp kunnen. Met die behoefte in gedachte hebben we als Zeeuwland een tijdje onze auto’s aangeboden als deelauto. Dat was geen succes. Wat bleek: een oudere heeft niet zoveel aan een auto, want die kan of wil niet meer zelf achter het stuur. Door de lokale overheid wordt daarom nu ingezet op enerzijds deelauto’s met chauffeur en anderzijds goede busverbindingen tussen dorpen.”
Belang dorpshuizen
Gaat het om dorpshuizen, dan is Van der Wel duidelijk voor betrokkenheid van zijn corporatie. “We dragen bij aan het project ‘Thuis ‘in je dorpshuis’. Daar worden activiteiten naar behoefte van de bewoners georganiseerd. Dit leidt tot een sneeuwbaleffect. Mensen raken betrokken bij hun woonplaats en zijn weer bereid nieuwe dingen te organiseren. Dit vergroot de samenhang in zo’n dorp. Ik zie het echt als taak van Zeeuwland om daaraan bij te dragen. Alleen zo houden we de dorpen vitaal voor onze bewoners.”
Ressort Wonen ziet voor zichzelf ook een taak in het vitaal houden van Rozenburg. De corporatie investeerde in zorg en welzijnsvoorzieningen. “Dankzij investeringen van Ressort Wonen hebben we woonplekken en voorzieningen die zouden verdwijnen. door sluiting van een verpleeghuis, toch weten te behouden. Bij een ander project hebben we geïnvesteerd in een ‘medische plint’ met een huisarts, apotheek en ontmoetingsplek. We hebben inmiddels die panden weer verkocht, maar zonder onze investeringen waren ze er niet geweest.”
Rol gemeente
Waar haar collega’s relatief veel investeren in voorzieningen, is Klinkhammer terughoudend. “Als een corporatie investeert in bijvoorbeeld een multifunctioneel centrum waar desondanks de bezoekersaantallen teruglopen, dan is’ sprake van een investering in een onhaalbaar project.” Bovendien gaat het om geld dat vervolgens niet aan andere voor huurders belangrijke zaken kan worden besteed. “Het is gek dat we als corporatie, indirect met geld van mensen met een kleine beurs, moeten investeren in voorzieningen waar ook andere bewoners van profiteren,” stelt Klinkhammer. “Is het niet logischer dat een gemeente dit doet? Met geld van álle bewoners.”
Die verschillende benaderingen schetsen het dilemma. Enerzijds willen corporaties voor hun huurders vitale dorpen. Het is ook goed voor de woningcorporatie zelf, als mensen daar naar tevredenheid wonen. Maar dergelijke investeringen worden gedaan ‘met geld van de huurder’. Het blijft een vraag hoe ver een corporatie kan en moet gaan.
Er is ook vitaliteitswinst te behalen buiten corporaties om, meent Bothilde Buma. Door bijvoorbeeld clustering in de thuiszorg. “Elke bewoner mag zijn of haar eigen thuiszorgorganisatie kiezen. Dat is mooi, maar heeft als gevolg dat elke ochtend meerdere organisaties per auto van dorp naar dorp gaan. Waarom kiezen we niet voor een soort van ‘ruilverkaveling’: elk dorp maximaal een of twee thuiszorgorganisaties. Dan kan thuiszorg veel efficiënter worden geregeld.”
Frans Desloover ziet dat de gemeente ook zijn rol pakt. “Rotterdam heeft een ‘kleine kernen programma’ met serieuze aandacht voor die kleinere plaatsen. En die aandacht zien we ook terug in Rozenburg. We hebben hier een multifunctioneel sportcentrum, lang niet elke wijk met 13.000 inwoners in Rotterdam heeft de beschikking over zo’n goede accommodatie. Het is echt belangrijk dat een gemeente zijn verantwoordelijkheid neemt.”
artikel door Bob Witjes